mw. mr. N.C. Bouman-de Vos (Nicole) | 27 juni 2019
Hoe het internationaal privaatrecht (ipr) op het gebied van huwelijksvermogensrecht eindelijk weer wat overzichtelijker is geworden
Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978
Tot voor kort hadden we bij een vermogensrechtelijke afwikkeling van een echtscheiding met internationale aspecten voor het bepalen van het toepasselijke recht vooral van doen met dit verdrag. Ingevolge dit verdrag kunnen echtgenoten vóór het aangaan van huwelijk een rechtskeuze maken voor het toepasselijke recht. Bij gebreke van een rechtskeuze bepaalt het verdrag het toepasselijke recht. Het verdrag gaat uit van 2 soorten landen, de landen waarin volgens eigen ipr de gemeenschappelijke nationaliteit de belangrijkste aanknopingsfactor vormt (nationaliteitslanden) en de landen waarin volgens eigen ipr de gemeenschappelijke woonplaats voorop staat (woonplaatslanden). Het kunnen zowel verdragstaten als niet-verdragstaten zijn. Er zijn overigens slechts 3 verdragstaten (Nederland, Frankrijk en Luxemburg), maar het verdrag heeft wel een universeel toepassingsgebied. In beginsel is het recht van het land van de eerste gewone verblijfplaats bepalend. Echter, desalniettemin is het recht van het land van de gemeenschappelijke nationaliteit bepalend als dit de nationaliteit van een nationaliteitsland betreft of indien de echtgenoten hun eerste gewone verblijfplaats na het sluiten van het huwelijk niet in dezelfde Staat vestigen. Bij gebreke van zowel een gezamenlijke eerste gewone verblijfplaats als een gemeenschappelijke nationaliteit geldt het recht van het land waarmee sprake is van de nauwste verbondenheid. Voorts is van belang dat (rechtskeuzen buiten beschouwing gelaten) het toepasselijke recht in beginsel tijdens het huwelijk niet kan wijzigen, maar dat hier uitzonderingen op bestaan, zoals wanneer men zich gaat vestigen in het land van de gemeenschappelijke nationaliteit of de nationaliteit verkrijgen, dan wel wanneer zij in een bepaald land meer dan 10 jaar wonen, of als ze eerst niet dezelfde huwelijksdomicilie hadden als gevolg waarvan het recht werd bepaald door de gemeenschappelijke nationaliteit en men zich alsnog samen in 1 Staat vestigt.
Datum huwelijk relevant
Hoewel al in 1978 gesloten, is dit verdrag echter pas in werking getreden op 1 september 1992. Het verdrag geldt dus voor huwelijken gesloten op of na 1 september 1992. De voorganger was het Haags Huwelijksgevolgenverdrag van 1905, welke niet meer geldt vanaf 23 augustus 1977. Dit verdrag ging uit van het nationaliteitsbeginsel, waarbij aanknoping werd gezocht bij de nationaliteit van de man. Ipr- zaken onder dit verdrag deden zich overigens weinig voor omdat in veel landen tot in de jaren ’60 de vrouw bij het aangaan van het huwelijk haar oorspronkelijke nationaliteit verloor. De Hoge Raad deed op 10 december 1976 een belangrijke uitspraak in het Chelouche/Van Leer arrest. Uitgangspunt hiervan was dat een rechtskeuze mogelijk was en dat bij het ontbreken hiervan eerst gekeken dient te worden naar het recht van het land van de eerste gemeenschappelijke huwelijksdomicilie (woonplaats na het sluiten van het huwelijk), bij gebreke daarvan het recht van het land van de gemeenschappelijke nationaliteit en anders naar het recht waarmee de nauwste band ontstond. Anders dan bij het verdrag van 1978 is hier het onveranderlijkheidsbeginsel het uitgangspunt. Maar bovenal stond hier anders dan bij het verdrag van 1905 de gemeenschappelijke woonplaats voorop in plaats van de nationaliteit.
Voorts is van belang dat in andere rechtspraak is bepaald dat het Chelouche/Van Leer arrest ook geldt voor huwelijken gesloten voor 10 december 1976. Hierdoor zijn er verschillende categorieën ipr-gevallen:
- Huwelijken gesloten vóór 23 augustus 1977: het verdrag van 1905 is van toepassing mits de huwelijken vallen onder het formele toepassingsgebied van het verdrag (het verdrag is niet van toepassing als het recht waar het verdrag naar verwijst niet het recht is van een verdragsstaat).
- Huwelijken gesloten vóór 10 december 1976 die niet onder het toepassingsgebied van het verdrag van 1905 vallen. Het Chelouche/Van Leer arrest is van toepassing met de rechtskeuzemogelijkheden van het verdrag van 1978 (niet uitgewerkt in het arrest). De toepassing van de zogehete Sabah exceptie (HR 7 april 1989) is mogelijk, waarbij de terugwerkende kracht niet aan de orde is als bijzondere omstandigheden aanleiding kunnen geven hiervan af te wijken, bijvoorbeeld als de echtgenoten op goede gronden uit mochten gaan van een ander rechtstelsel en ook hun vermogensrechtelijke voorzieningen hierop hebben afgestemd.
- Huwelijken gesloten na 10 december 1976, maar voor 1 september 1992. Idem als onder 2, maar zonder de Sabah exceptie
- Huwelijken gesloten na 1 september 1992. Hierop is het verdrag van 1978 van toepassing..
EU verordening huwelijksvermogensrecht
Sinds kort kan er een 5e categorie aan het rijtje worden toegevoegd. Het is van toepassing op huwelijken gesloten op of na 29 januari 2019 of eerdere huwelijken waarbij op of na 29 januari 2019 een rechtskeuze is gemaakt. Doel van de verordening is het uniformeren van de regels binnen Europa, waar voorheen iedere lidstaat met de eigen ipr-regels werkte. Ook is het toepassingsbereik groter. De verordening geldt voor: België, Bulgarije, Duitsland, Finland, Frankrijk, Griekenland, Tsjechië, Italië, Kroatië, Luxemburg, Malta, Nederland, Oostenrijk, Portugal, Slovenië, Spanje en Zweden.
Ook in de verordening wordt uitgegaan van de mogelijkheid van een rechtskeuze en de verordening stelt regels met vormvereisten voor de rechtskeuze. De rechtskeuze is beperkt tot ofwel het land van de woonplaats van een van beide echtgenoten, ofwel het land van de nationaliteit van een van beiden. Dit hoeft niet een lidstaat van de EU te betreffen. Onder het verdrag van 1978 waren de mogelijkheden voor een rechtskeuze uitgebreider. De mogelijkheden zijn daarentegen uitgebreider dan onder de sinds 2015 geldende Erfrechtverordening, waarin alleen kan worden gekozen voor het recht van het land van de nationaliteit van de erflater. Verder is van belang dat een rechtskeuze alleen kan voor het gehele vermogen, niet slechts voor een deel van het vermogen.
Bij het ontbreken van een rechtskeuze wordt er eerst gekeken naar de gemeenschappelijke woonplaats na het sluiten van het huwelijk, bij het ontbreken hiervan naar de gemeenschappelijke nationaliteit en anders naar het land met de nauwste band. Wat we hier dus zien voor Nederland is dat de ingewikkelde constructie van het verdrag van 1978 met nationaliteitslanden en woonplaatslanden wordt verlaten en de voorrang wordt gegeven aan het woonplaatsbeginsel, net als bij het arrest Chelouch/Van Leer. Ruim 40 jaar later is deze lijn van de Hoge Raad dus gecodificeerd op Europees niveau. Nieuw is wel dat een echtgenoot de rechter kan vragen het recht van het land van de laatste gemeenschappelijke woonplaats toe te passen als ze daar geruime tijd langer hebben verbleven dan in het land van de eerste huwelijksdomicilie en men ook heeft geleefd naar dit rechtstelsel. Dit sluit dan weer aan bij de regel uit het verdrag van 1978 van wijziging van het rechtstelsel na verblijf van 10 jaar of langer in een ander land. Een en ander is evenwel niet mogelijk als er voor die verhuizing al een andere rechtskeuze is gemaakt.
Tot slot nog een gelijkenis met de Erfrechtverordening. Waar voorheen voor in een ander land gelegen onroerend goed een ander rechtstelsel kon gelden, geldt nu conform het eenheidsstelsel dat het toepasselijke recht, zowel in het geval van een rechtskeuze als bij het ontbreken hiervan, voor het gehele vermogen van de echtgenoten geldt, ongeacht de plaats van ligging van de vermogensbestanddelen.
Conclusie
Met de nieuwe EU verordening wordt meer eenheid en eenvoud in Europa gecreëerd m.b.t. de ipr- regels van het huwelijksvermogensrecht. Het zal vanwege het toepassingsbereik echter nog wel enige tijd gaan duren alvorens het werkelijk in de Nederlandse echtscheidingsprocedure aan de orde zal zijn. De oude ipr-regels blijven derhalve relevant voor de vóór 29 januari 2019 gesloten huwelijken, waarbij goed gelet dient te worden op de datum van de huwelijkssluiting i.v.m. de diverse categorieën en de gevolgen voor het toepasselijke recht. Laat u in het kader van een echtscheiding hier goed over voorlichten zodat ook in een vroeg stadium een eventueel ander rechtstelsel kan worden geraadpleegd en uw rechten en plichten in kaart gebracht kunnen worden.
Heeft u verder nog vragen? Neem dan contact op met een van de ervaren familierechtadvocaten van Ariëns Advocaten.