mr. B. Cornelissen (Bernard) | 17 februari 2016
Ontbinding vaststellingsovereenkomst baat werknemer niet
Na eerder de vaststellingsovereenkomst met een beroep op artikel 7:670b BW te hebben ontbonden, geeft de gemachtigde van werknemer per e-mail aan dat de werknemer alsnog berust in de overeenkomst. Ondanks het feit dat werknemer aangeeft hiertoe geen opdracht te hebben, mocht de werkgever erop vertrouwen dat werknemet berustte in de beëindiging.
De feiten
Door Hertel is in de periode augustus/september 2015 met de gemachtigde van werknemer, mr. M.S. Kerkhof-Pöttger, onderhandeld over een beëindiging van het dienstverband van werknemer, een steigerbouwer. Op 21 september bericht Kerkhof aan Hertel dat werknemer akkoord gaat met de vaststellingsovereenkomst. Werknemer heeft deze overeenkomst ondertekend en gedateerd op 28 september 2015. Bij brief van 9 oktober 2015 bericht Kerkhof aan Hertel dat werknemer gebruik maakt van zijn “bedenkrecht”. Hertel laat weten de ingeroepen ontbinding niet te accepteren. Vervolgens heeft Kerkhof op 3 november 2015 een e-mail gestuurd aan Hertel, waaruit blijkt dat werknemer berust in de eerder ondertekende vaststellingsovereenkomst. Thans vordert werknemer loondoorbetaling en wedertewerkstelling. Werknemer voert hiertoe het volgende aan. Werknemer heeft de beëindigingsovereenkomst tijdig, dat wil zeggen binnen de in artikel 7:670b lid 2 BW genoemde termijn van 14 dagen, ontbonden door middel van de brief van 9 oktober 2015. Hertel voert gemotiveerd verweer.
Oordeel kantonrechter Rotterdam
Volgens de Rotterdamse kantonrechter gaat het er in deze zaak om wanneer de vaststellingsovereenkomst moet worden geacht tot stand te zijn gekomen, ofwel wanneer aan het schriftelijkheidsvereiste is voldaan. De tekst van genoemde bepaling biedt niet direct uitkomst bij de beantwoording van die vraag. In de wetsgeschiedenis valt echter te lezen dat ‘[v]anwege het grote belang van een werknemer bij een arbeidsrelatie [ervoor is] gekozen om werknemers die schriftelijk instemmen met een opzegging of die een beëindigingsovereenkomst ondertekenen een bedenktermijn van veertien dagen te gunnen om hierop terug te kunnen komen’ (Kamerstukken II2013/14, 33818, 7, p. 56-58). Verder blijkt uit de wetgeschiedenis dat voor de tekst van het artikel is aangesloten bij artikel 7:653 lid 1 BW (Kamerstukken II2013/14, 33818, 9, p. 17-18). Die bepaling ziet op het schriftelijkheidsvereiste bij een concurrentiebeding. Door de Hoge Raad is in dat verband op 28 maart 2008 (JIN 2008/288) geoordeeld dat aan dat vereiste in ieder geval is voldaan indien sprake is van ondertekening door de werknemer. Dit brengt mee dat de ondertekening van werknemer op 28 september 2015 als beslissend moet worden aangemerkt. De conclusie is dan ook dat hij met de brief van 9 oktober 2015 tijdig gebruik heeft gemaakt van zijn recht om de ontbinding van de beëindigingsovereenkomst in te roepen. Het voorgaande kan werknemer echter niet baten gelet op de e-mail van 3 november 2015. Dat werknemer naar eigen zeggen nooit opdracht heeft gegeven aan Kerkhof om deze e-mail te verzenden, doet er niet aan af dat Hertel er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een dergelijke mededeling van de gemachtigde van werknemer ook daadwerkelijk namens hem is gedaan. De inhoud van de e-mail kan bezwaarlijk anders worden opgevat dan dat werknemer alsnog akkoord is gegaan met de eerder door hem ontbonden beëindigingsovereenkomst. Dit betekent dat in ieder geval vanaf 3 november 2015 tussen partijen een beëindigingsovereenkomst tot stand is gekomen. De vorderingen van werknemer worden dan ook afgewezen.
Noot: Uit het kort geding vonnis valt niet op te maken wat er zich in de periode tussen 9 oktober en 3 november 2015 precies tussen werknemer en zijn voormalig gemachtigde Kerkhof heeft afgespeeld. De werkgever mocht er volgens de kantonrechter op vertrouwen dat Kerkhof ook op 3 november nog als gemachtigde van werknemer optrad. Dit zou waarschijnlijk anders hebben gelegen als de werknemer Hertel in de tussenliggende periode had laten weten dat dit niet langer het geval was. Werknemer vangt hierdoor alsnog bot bij zijn beroep op het ontbindingsrecht van artikel 7:670b BW. Voor zover er bij verzending van het e-mailbericht van 3 november inderdaad sprake was van eigenmachtig handelen van Kerkhof, zou werknemer wellicht alsnog kunnen proberen de door hem ten gevolge hiervan geleden schade op Kerkhof te verhalen.
mr. B. Cornelissen (bernard)
arbeidsrecht | ondernemingsrecht | overeenkomstenrecht
Na een aantal jaren bij een grote rechtsbijstandverzekeraar te hebben gewerkt, is Bernard in 1998 overgestapt naar de advocatuur. Hij heeft zich gespecialiseerd in het arbeidsrecht in al haar facetten en heeft de postdoctorale Grotius Opleiding Arbeidsrecht cum laude afgerond.
Bestuurders niet aansprakelijk voor schade wegens non-conformiteit mondmaskers
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 25 maart 2024 | Ondernemingsrecht | 0 reacties
Tijdens de coronacrisis aan de Nederlandse Staat geleverde mondmaskers blijken non-conform. De Staat wil dat de leverancier ruim € 43 miljoen terugbetaalt, maar dat gebeurt niet. De Staat stelt de bestuurders van de leverancier aansprakelijk
Concurrentiebeding wordt ingeperkt
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 25 maart 2024 | Arbeidsrecht en sociale zekerheid | 0 reacties
Een concurrentiebeding staat vaak standaard in arbeidsovereenkomsten – zelfs als van bescherming van de concurrentiepositie van het bedrijf geen sprake is. Dat belemmert werknemers om makkelijk over te stappen. Daarom wil de regering de mogelijkheden
Gedupeerden van mogelijke beleggingsfraude zien vele miljoenen verdampen
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 19 maart 2024 | Ondernemingsrecht | 0 reacties
Enkele beleggers zien hun bij een vrouw in beheer gegeven miljoenen in rap tempo verdampen, nadat zij is gearresteerd op verdenking van onder meer oplichting. In kort geding eisen zij dat de Staat de vrouw tijdelijk weer laat handelen om de verliezen
Verzoek tot wedertewerkstelling afgewezen; beide partijen schuldig aan conflict
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 19 maart 2024 | Arbeidsrecht en sociale zekerheid | 0 reacties
Een vrouw werkt al ruim 35 jaar voor een winkel die in handen is van haar broer en zoon. Ze is arbeidsongeschikt en in conflict met haar zoon. Daardoor kan ze niet re-integreren. Ze eist nu in kort geding bij de kantonrechter van de rechtbank
Geen vereenzelviging van aandeelhouder met bv
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 12 maart 2024 | Ondernemingsrecht | 0 reacties
Een leninggever leent een bedrag aan een besloten vennootschap (bv). Hij sluit ook een privélening met de directeur en enig aandeelhouder van deze bv. Bij die privélening wordt geen termijn voor terugbetaling afgesproken. Tegelijkertijd
Verwijtbaar gedrag tijdens ziekte kan ontbinding arbeidsovereenkomst in de weg staan
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 12 maart 2024 | Arbeidsrecht en sociale zekerheid | 0 reacties
Een werknemer liegt en bedriegt. De werkgever wil van hem af. Maar omdat dit gedrag is vertoond tijdens zijn arbeidsongeschiktheid (depressie), geldt een opzegverbod. De man kan dan niet worden ontslagen.
Een werkgever vraagt de kantonrechter
Werkgever had voor re-integratie eerst mediation moeten proberen
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 1 maart 2024 | Arbeidsrecht en sociale zekerheid | 0 reacties
Een werkgever wil dat een werknemer meewerkt aan zijn re-integratie na ziekte door een arbeidsconflict en vraagt de rechter de arbeidsovereenkomst te ontbinden als de man weigert. Volgens de rechtbank Limburg had de werkgever hem echter eerst
Bedrijf mocht medewerker niet aanzetten tot overtreding anti-ronselbeding
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 27 februari 2024 | Ondernemingsrecht | 0 reacties
Een anti-ronselbeding, dat vaker in arbeidsovereenkomsten staat, betekent dat een vertrokken werknemer oud-collega’s niet mag benaderen om ook over te stappen. Deze werknemer deed dat toch, en moet een boete betalen. Ook de nieuwe werkgever heeft
Politieke berichten van werknemer op LinkedIn geen reden voor ontslag
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 27 februari 2024 | Arbeidsrecht en sociale zekerheid | 0 reacties
Een werknemer plaatst twee berichten op LinkedIn over het conflict tussen Hamas en Israël. De werkgever stuurt direct aan op beëindiging van de arbeidsovereenkomst, maar handelt daarmee volgens de kantonrechter ‘ernstig verwijtbaar’.
Een vrouw werkt
Minderheidsaandeelhouders moeten ‘redelijke’ vergoeding krijgen voor hun aandelen
door mr. H.C.J. Coumou (Hajo) | 20 februari 2024 | Ondernemingsrecht | 0 reacties
Een meerderheidsaandeelhouder, die meer dan 95 procent van de aandelen houdt, kan minderheidsaandeelhouders dwingen hun aandelen over te dragen. Maar dan moeten zij wel een ‘reële en redelijke’ prijs krijgen. Dat is in deze zaak niet het geval.
Een
CONTACTGEGEVENS
Ariëns Advocaten Amersfoort
E info@ariensadvocaten.nl
T (033) 463 77 27
F (033) 461 51 40
Adres
Stadsring 75
3811 HN Amersfoort