Tijdens de coronacrisis aan de Nederlandse Staat geleverde mondmaskers blijken non-conform. De Staat wil dat de leverancier ruim € 43 miljoen terugbetaalt, maar dat gebeurt niet. De Staat stelt de bestuurders van de leverancier aansprakelijk voor de schade.

De Staat sluit met een leverancier van mondmaskers een overeenkomst voor de levering van mondmaskers in de zorg. De maskers haalt de leverancier bij een toeleverancier in China en zij worden in twee tranches aan de Staat geleverd. Al bij de eerste tranche ontstaat discussie of de maskers wel aan de eisen voldoen. De rechtbank Noord-Holland oordeelt uiteindelijk dat de mondmaskers uit beide tranches niet aan de voorwaarden voldoen en dat de leverancier ruim € 43 miljoen moet terugbetalen. De leverancier stelt hoger beroep in tegen dit vonnis. Ondertussen probeert de Staat in eerste aanleg bij de rechtbank Noord-Holland de schade te verhalen op de directe en indirecte bestuurders van de leverancier.

Aangaan overeenkomst

Volgens de Staat zijn de bestuurders aansprakelijk voor de schade, omdat zij bij het aangaan van de overeenkomst met de Staat wisten of hadden moeten weten dat de toeleverancier non-conforme mondmaskers zou leveren. Zij zijn de overeenkomst met de Staat te lichtvaardig aangegaan. Ze waren zich onvoldoende bewust van de strenge eisen die voor mondmaskers gelden en hadden moeten onderzoeken of de toeleverancier ze met de juiste kwaliteit en snelheid en in de correcte hoeveelheid zou kunnen leveren. In het bijzonder bij het aangaan van de tweede tranche, omdat er toen al discussie was over de conformiteit van de eerste tranche.

De rechtbank gaat hier niet in mee. De Staat toont volgens de rechtbank onvoldoende aan dat de bestuurders wisten dat de leverancier zijn verplichtingen niet kon nakomen bij het aangaan van het contract. De leverancier was bij het aangaan van de overeenkomst wel degelijk bekend met de relevante kwaliteitseisen, omdat hij al jaren werkte met producten waarvoor kwaliteitseisen golden. Van lichtvaardigheid is geen sprake geweest. Dat er discussie ontstond over de non-conformiteit – die de leverancier nog altijd betwist – wil niet zeggen dat de bestuurders bij het aangaan van de tweede tranche hadden moeten weten dat de maskers non-conform zouden zijn.

Geen verhaalsfrustratie

De Staat stelt verder dat de bestuurders er actief voor hebben gezorgd dat de Staat haar schade niet op de leverancier kon verhalen en daarom aansprakelijk zijn voor de schade. Ze hebben dit gedaan door de activiteiten voort te zetten in een andere vennootschap en waardevolle activa 'om niet' over te dragen. Verder beschikt de leverancier nog over een deel van het voorschot van de Staat waarover geen verantwoording is afgelegd en weigert hij de toeleverancier aan te spreken op terugbetaling. Ook hier ziet de rechtbank geen reden voor aansprakelijkheid. De overdracht naar de andere vennootschap was niet onrechtmatig, omdat dit gebeurde ruim voor het moment waarop duidelijk werd dat de leverancier aan de Staat schade moest vergoeden en de Staat niet heeft aangetoond waarom de nieuwe vennootschap een vergoeding aan de leverancier had moeten betalen. Het niet aanspreken van de toeleverancier levert geen verhaalsfrustratie op. De leverancier sprak de toeleverancier niet aan, omdat daar geen grond voor was: de maskers voldeden volgens de leverancier wel aan de eisen. De Staat vangt kortom bot bij de rechtbank, en de bestuurders.

ECLI:NL:RBNHO:2021:2083

Bron:Rechtbank Noord-Holland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNHO:2024:2083 C/15/336486 / HA ZA 23-81 | 28-02-2024