Een concurrentiebeding staat niet voor eeuwig vast. Als de functie van een werknemer wijzigt, kan het beding zijn geldigheid verliezen. Blijft het concurrentiebeding in stand, dan moeten de belangen van de werknemer en werkgever tegen elkaar worden afgewogen.

Een man is in dienst van een adviesbureau. Ruim een jaar na de indiensttreding komen hij en zijn werkgever een concurrentie- en een relatiebeding overeen. Vervolgens wil de werknemer in dienst treden bij een bureau dat deels concurrerende werkzaamheden aanbiedt. De werkgever wil de werknemer aan het concurrentiebeding houden. De werknemer wil vrij kunnen overstappen en legt de kwestie voor aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam.

Zwaarder drukken

Een concurrentiebeding kan zijn geldigheid verliezen, aldus de voorzieningenrechter. Volgens vaste rechtspraak moet een concurrentiebeding opnieuw worden overeengekomen wanneer de functie gedurende de loop van de arbeidsovereenkomst een zodanig ingrijpende wijziging heeft ondergaan dat het beding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. Dat is hier aan de orde, vindt de werknemer: hij heeft na vijftien maanden werken een ‘wezenlijk andere functie’ dan die waarvoor hij is aangenomen. Daar is de werkgever het niet mee eens.

Koerswijziging

Als de man in dienst treedt, heeft hij net zijn studie afgerond en vervult hij een beginnersfunctie. Na een half jaar laat hij weten interesse te hebben in een salesfunctie. Met de werkgever wordt het tijdspad besproken, wat dus een koerswijziging inhoudt. In deze tijd is het concurrentiebeding getekend. Volgens de voorzieningenrechter heeft de werknemer nu inderdaad een andere functie, met een andere functietitel. Dit verliep geleidelijk. Maar daarmee is onvoldoende aangetoond dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. Dan verliest het concurrentiebeding niet zijn geldigheid.

Belangen

De werknemer verklaart dat hij zich sinds de overname van zijn werkgever door een ander bedrijf steeds minder op zijn plek te voelen. Bij de beoogde nieuwe werkgever kan hij een positieverbetering krijgen, met betere arbeidsvoorwaarden. Ook kan hij een meer internationaal georiënteerde functie gaan vervullen. Daar tegenover staat het belang van de huidige werkgever. De werknemer hoort volgens de werkgever bij het ‘commerciële hart’: hij neemt deel aan de wekelijkse salesoverleggen en kent alle commerciële informatie. Ook heeft hij recent meegedacht over positionering en strategieën. Hij kan zijn kennis aanwenden om het concurrerende bedrijf verder vorm te geven.

Geen onbillijke benadeling

De voorzieningenrechter laat de balans doorslaan in het voordeel van de werkgever. Hoewel het concurrentiebeding de werknemer beperkt in zijn arbeidskeuze en hem daardoor benadeelt, kan niet worden aangenomen dat de bodemrechter zal oordelen dat de werknemer door het beding onbillijk wordt benadeeld. Het concurrentiebeding is immers geografisch en in tijd beperkt. Het is niet gebleken is dat de werknemer geen gelijkwaardige functie kan bekleden bij een onderneming die geen concurrerende werkzaamheden verricht. Het concurrentie beding wordt niet geschorst.

ECLI:NL:RBROT:2023:11101

Bron:Rechtbank Rotterdam | jurisprudentie | ECLI:NL:RBROT:2023:11101 10715190 VV EXPL 23-475 | 23-10-2023