Een leninggever leent een bedrag aan een besloten vennootschap (bv). Hij sluit ook een privélening met de directeur en enig aandeelhouder van deze bv. Bij die privélening wordt geen termijn voor terugbetaling afgesproken. Tegelijkertijd sluiten partijen een overeenkomst over de verkoop van alle aandelen in de bv aan de leninggever.

De bv voldoet niet aan haar aflossingsverplichting van de zakelijke lening. De leninggever vordert daarom voor de rechtbank Overijssel terugbetaling van deze lening. Ook vraagt hij terugbetaling van de privélening. De aandeelhouder van de bv stelt daartegenover dat een overeenkomst tot verkoop van de aandelen van de bv tot stand is gekomen en vraagt bij de rechtbank om betaling van de koopsom van de aandelen door de leninggever.

Aflossing

Partijen zijn het eens over de hoogte van het feitelijk betaalde aflossingsbedrag, maar discussiëren over de vraag op welke lening de aflossing in mindering moet worden gebracht. Volgens de leninggever is sprake van vereenzelviging tussen de bv en de aandeelhouder van de bv. De aandeelhouder en de bv kunnen als één worden gezien. Daardoor mag de leninggever op basis van de wet bepalen op welke lening de aflossing in mindering moet wordt gebracht. Volgens de leninggever moet een deel van de aflossing in mindering worden gebracht op de privélening en niet op de lening met de bv. De aandeelhouder heeft het geld dat hij privé leende naar zijn bv gestort om aflossingen te doen op de rentedragende zakelijke lening, waardoor hij een lagere rentevergoeding aan de leninggever zou hoeven te betalen.

Vereenzelviging

De rechtbank Overijssel wijst het beroep op vereenzelviging af. Vereenzelviging is alleen mogelijk als degene met volledige zeggenschap over een rechtspersoon heeft beoogd misbruik te maken en misbruik heeft gemaakt van het identiteitsverschil tussen hem als natuurlijk persoon en de bv als rechtspersoon. Van dergelijk misbruik is hier geen sprake. Het afgeloste bedrag wordt dus in mindering gebracht op de zakelijke lening, het restant van die lening moet worden betaald aan de leninggever. De bv moet contractuele rente en wettelijke handelsrente betalen. Ook de privélening moet op basis van de wet worden terugbetaald.

Intentieovereenkomst

De aandeelhouder van de bv stelt dat hij een overeenkomst heeft gesloten met de leninggever tot verkoop van alle aandelen in de bv. Op basis daarvan moet de leninggever hem de koopsom betalen. De leninggever zegt dat er alleen sprake was van een intentieovereenkomst. De rechtbank past het Haviltex-criterium toe en oordeelt dat partijen over en weer niet uit elkaars verklaringen mochten afleiden dat overeenstemming was bereikt over de verkoop van de aandelen en de betalingsverplichting. Van belang daarbij is dat partijen nog in onderhandeling waren over een aantal essentiële punten, waaronder financiële. Daar komt bij dat in de tekst van de overeenkomst staat dat sprake is van een intentieovereenkomst en dat nog verder onderhandeld zou worden over het tot stand brengen van een overeenkomst. De leninggever hoeft daarom niets te betalen aan de aandeelhouder van de bv.

ECLI:NL:RBOVE:2024:1090

Bron:Rechtbank Overijssel | jurisprudentie | ECLI:NL:RBOVE:2024:1090 C/08/299984 / HA ZA 23-271 | 27-02-2024