Een werknemer wordt op staande voet ontslagen omdat hij een vrouw heeft lastiggevallen. Maar de aangifte van de vrouw wordt geseponeerd wegens gebrek aan bewijs. Is het ontslag dan nog rechtsgeldig?

Op weg naar huis parkeert een werknemer zijn bedrijfsbus langs de kant van de weg. Hij roept een langslopende vrouw om te komen. Zij ziet dan dat de man met een ontbloot geslacht in het busje zit. Dit voorval meldt zij aan de werkgever – de naam daarvan stond op de bedrijfsbus. De directeur roept de man op het matje. Anderhalf uur later krijgt de werknemer een appje dat hij op staande voet is ontslagen.

Bedrijfsreglement

Zijn handelswijze is in strijd met het bedrijfsreglement. Hij is er eerder op betrapt dat hij vanuit de bedrijfsauto ongepaste opmerkingen heeft geroepen naar jonge vrouwen. Nu is hij een grens overgegaan. Dat vindt ook de kantonrechter: het voorval – indien dit komt vast te staan – is een dringende reden voor ontslag op staande voet. Het gerechtshof is het daarmee eens. De werknemer gaat in cassatieberoep bij de Hoge Raad.

Onvoldoende bewijs

Want hoe zeker is de werkgever dat het voorval echt is gebeurd? De vrouw heeft aangifte gedaan bij de politie, maar het Openbaar Ministerie is overgegaan op een ‘technisch sepot’: er is onvoldoende bewijs om de werknemer op grond van de aangifte te vervolgen. Het is nu zijn woord tegen het woord van de vrouw.

Vrije bewijsleer

Een technisch sepot kan betekenen, aldus de advocaat-generaal in zijn ‘conclusie’ (advies aan de Hoge Raad), dat het OM het niet haalbaar vindt om de man te vervolgen. Maar de dringende reden voor het ontslag op staande voet is niet noodzakelijkerwijs ook een strafrechtelijk feit. De werkgever ging in zijn ontslagbrief ook niet in op de strafrechtelijke kant van het incident, zoals schennis van de eerbaarheid. Het gaat erom of de man zijn ontblote geslachtsdeel aan de vrouw liet zien en haar vroeg dit aan te raken. Het enkele feit dat de werknemer niet strafrechtelijk zal worden vervolgd, ook al is dat vanwege onvoldoende bewijs, betekent niet dat in de civiele (ontslag)procedure deze feiten niet kunnen worden vastgesteld. In civiele procedures geldt de ‘vrije bewijsleer’: niet is vereist dat de feiten en omstandigheden onomstotelijk vaststaan. Het gaat erom dat deze feiten en omstandigheden voldoende aannemelijk worden. Dat de vrouw zich heeft vergist of dat ze toen mogelijk onder invloed was – wat de werknemer aandraagt – is niet aannemelijk. Er is ook geen reden dat de vrouw er belang bij had om over de kwestie te liegen.

Ontslag op staande voet

Dit incident vond dan wel buiten werktijd plaats, toch is de goede naam van werkgever in het geding: het gebeurde op de openbare weg en de bedrijfsauto was herkenbaar. De advocaat-generaal adviseert het ontslag op staande voet in stand te laten, en de Hoge Raad volgt dit.

ECLI:NL:HR:2023:1672

Bron:Hoge Raad | jurisprudentie | ECLI:NL:HR:2023:1672 | 30-11-2023