Een bedrijf vraagt de rechtbank Noord-Holland om een eerder genomen besluit tot ontbinding van deze bv te herroepen. Nu zo’n verzoek om herroeping van een ontbindingsbesluit niet in de wet geregeld is, toetst de rechtbank het verzoek aan door de Hoge Raad hiervoor geformuleerde voorwaarden.

In het verzoek om herroeping stelt het bedrijf dat tijdens de aandeelhoudersvergadering in maart 2022 is besloten de bv per april 2022 te ontbinden. Bijna twee jaar later besluit de algemene vergadering van aandeelhouders dit ontbindingsbesluit te herroepen. De reden daarvoor is dat het – anders dan eerst werd aangenomen – toch blijkt te lukken de aandelen van de dochteronderneming van de bv te verkopen. De vereffening van de bv is nog niet afgerond en er zijn nog financiële activiteiten binnen het bedrijf. De aandeelhouders hebben overwogen of herroeping nadelig zou kunnen uitpakken voor de belangen van derden en kwamen tot de conclusie dat dit niet het geval is, zo stelt de bv. Er zijn geen uitstaande vorderingen of potentiële vorderingen van derden. De bv hoeft dan ook aan geen andere partij compensatie te bieden, garant te stellen of anderszins zeker te stellen. Het bedrijf legt daarbij een verklaring over van een andere bv, die optreedt als trustkantoor en financiële dienstverlener. Daaruit blijkt dat wordt voldaan aan de waarborgen die in acht moeten worden genomen bij de beoordeling van de financiële gegevens in relatie tot belangen van derden.

Eisen Hoge Raad

Het verzoek tot herroeping van het ontbindingsbesluit is niet wettelijk geregeld. Maar de Hoge Raad heeft zich er wel over gebogen. Uit een arrest uit 2014 volgt dat herroeping in beginsel mogelijk is. Wel geldt hierbij de voorwaarde dat geen afbreuk wordt gedaan aan de eisen van rechtszekerheid en de rechten en belangen van derden. Er moet – zo besliste de Hoge Raad – in ieder geval zijn voldaan aan de volgende eisen: de bv is nog niet opgehouden te bestaan, het herroepingsbesluit is rechtsgeldig genomen, er is inzicht in de vermogenstoestand van de bv op de datum van ontbinding én op de datum van herroeping en ook in de ontwikkelingen in de vermogenstoestand in de periode daartussen, en derden mogen van de herroeping geen nadeel ondervinden. Het is aan de partij die om herroeping vraagt om informatie te verstrekken die nodig is om te beoordelen of aan al deze eisen is voldaan. Ook moet zij aangeven met welke derden rekening moet worden gehouden en in hoeverre na de ontbinding vereffeningshandelingen hebben plaatsgehad.

Voldoende bevestiging

Deze bv heeft zowel het ontbindings- als herroepingsbesluit overgelegd. Beide zijn genomen door de enig aandeelhouder van het bedrijf – zo blijkt uit het uittreksel van het Handelsregister. Aan de voor het nemen van besluiten geldende eisen in de statuten is hiermee voldaan. Verder heeft de bv op de datum van de ontbinding en op de datum van herroeping inzicht gegeven in haar vermogenstoestand, en ook in de ontwikkelingen in de vermogenstoestand in de tussenperiode. Verder stelt de bv geen derden te weten voor wie de herroeping nadelig zou kunnen zijn. Een accountantsverklaring is niet overgelegd: de bv stelt volgens de regelgeving nooit accountantscontroleplichtig te zijn geweest. Uit de overgelegde verklaring van de andere bv volgt wel dat het bedrijf zijn activiteiten verantwoord uitvoert en zich daarbij houdt aan de wet- en regelgeving. De bv is niet betrokken bij juridische procedures, staat er verder in de verklaring. En de heractivering heeft voor geen enkele partij die bij de activiteiten van de bv betrokken is (geweest) negatieve gevolgen. Voor de rechtbank is dat voldoende bevestiging dat de vermogenstoestand van de bv is zoals zij zelf aangeeft in haar herroepingsverzoek.

Herroepen

Nu aan alle door de Hoge Raad geformuleerde voorwaarden is voldaan, wijst de rechtbank het herroepingsverzoek van de bv toe en verklaart de rechtbank dat het eerder genomen ontbindingsbesluit is herroepen.

ECLI:NL:RBNHO:2024:7158

Bron:Rechtbank Noord-Holland | jurisprudentie | ECLI:NL:RBNHO:2024:7158 | 18-08-2024