
Onderhuurbescherming
mr. E.R. Jonker (Erwin) | 26 oktober 2021
ONDERHUURBESCHERMING
De woningbouwstichting wil een moeder met drie kinderen uit huis zetten. De moeder is radeloos. Toch leek het een mooie oplossing. De moeder was op zoek naar een passende woonruimte en via een vriendin kwam zij in contact met iemand die voor onbepaalde tijd bij haar vriend zou intrekken en haar woning wel wilde aan haar onderverhuren.
In eerste instantie was afgesproken om de woning voor een jaar te verhuren maar met de bedoeling voor een langere periode. Maar waaraan partijen voorbij zijn gegaan, is dat de woning toebehoort aan een woningbouwstichting en die lag al langere tijd overhoop met de oorspronkelijke huurster. Zij zou overlast veroorzaken in de buurt en mogelijk ook een illegale escortservice runnen in de huurwoning.
Zonder medeweten van de moeder werd ondertussen het huurcontract tussen de huurster en de woningbouwstichting ontbonden, en toen zat alleen nog de moeder met haar drie kinderen in de huurwoning. De woningbouwstichting ging vervolgens over tot het starten van een ontruimingsprocedure, want zo stelde de woningbouwstichting, “het gezin moest plaatsmaken voor anderen die soms al jaren op de wachtlijst staan”.
In de procedure heb ik namens de moeder een beroep gedaan op het wettelijk recht van onderhuurbescherming. In dat geval had de woningbouwstichting binnen zes maanden na voortzetting van de huurrelatie (deze ontstaat automatisch na het wegvallen van de oorspronkelijke huurster) een vordering moeten instellen tot beëindiging van de huur met de moeder. Vreemd genoeg deed de woningbouwstichting dat niet; zij vorderde enkel de ontruiming in plaats van een beëindiging van de huurovereenkomst.
Vanwege de verkeerde vordering kon de rechter vervolgens niets anders dan de vordering van de woningbouwstichting afwijzen en ondertussen was ook de termijn van zes maanden verstreken met als gevolg dat in dat geval de moeder gewoon in de huurwoning kon blijven op basis van een rechtsgeldige titel (zie ook HR 3 juni 1983, NJ 1984, 4 m.nt. Stein, het arrest St. Joseph/ van Kollenburg).
Vervolgens heeft de woningbouwstichting nog getracht om in kort geding alsnog de ontruiming te bewerkstelligen.
Ook daarin heb ik namens de moeder verweer gevoerd want een kort geding veronderstelt immers spoedeisendheid, maar die ontbrak. De woningstichting had immers zelf de termijn laten verstrijken. Bovendien was de zaak überhaupt niet geschikt om in kort geding te worden beslist, en belangrijker nog, een toewijzing van de ontruiming zal leiden tot een onomkeerbare situatie, althans de gevolgen zouden voor de moeder disproportioneel zijn.
Want de moeder heeft zich terecht ernstig zorgen gemaakt want zou in hoger beroep anders worden beslist, dan zal een toewijzing van een ontruiming immers tot een onomkeerbare situatie leiden, waarbij de moeder en haar drie kinderen zonder pardon op straat gezet zouden worden. Gelukkig heeft ook de rechter in kort geding de vordering van de woningbouwstichting afgewezen met als gevolg dat de moeder nu voor onbepaalde tijd de woning kan blijven huren.
Wilt u meer weten over huur en onderhuurbescherming, dan kunt u vrijblijvend contact opnemen met mr. E.R. Jonker.