mw. mr. M. Hille Ris Lambers (Margriet) | 16 augustus 2021
CONFLICT OVER MONDKAPJES: OPZEGGING DOOR WERKNEEMSTER NIET RECHTSGELDIG
Als een werknemer de arbeidsovereenkomst opzegt, mag een werkgever er niet zomaar van uitgaan dat er ook daadwerkelijk een rechtsgeldig ontslag tot stand is gekomen. Dat de werkgever het ontslag geaccepteerd of bevestigd heeft, maakt daarbij geen verschil. De opzegging door de werknemer is een zogenaamde eenzijdige rechtshandeling, waarvoor geen instemming van de werkgever nodig is.
Voor de werknemer kunnen de gevolgen van het zelf opzeggen zwaar zijn: hij komt niet voor een WW- of ZW-uitkering in aanmerking en ook niet voor een transitievergoeding. In de rechtspraak is daarom bepaald dat er bij opzegging door een werknemer sprake moet zijn van een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring die gericht is op het beëindigen van de arbeidsovereenkomst. Verder heeft de werkgever een verregaande plicht om te onderzoeken of het daadwerkelijk de bedoeling was van de werknemer om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Daarnaast heeft de werkgever een informatieplicht. Zij dient de werknemer te informeren over de nadelige gevolgen die het nemen van ontslag voor hem kan hebben.
Recent heeft de Rechtbank Noord-Holland een uitspraak gedaan over een opzegging door een werknemer, waarbij opnieuw bleek hoe streng de eisen zijn die gesteld worden aan een dergelijk ontslag.
Feiten
Werkneemster (60 jaar) is sinds 2009 in dienst bij het Atlas College in de functie van onderwijs- assistent. In september/oktober 2020 ontstaat er tussen partijen een conflict over het dragen van een mondkapje. Werkneemster stelt dat zij daar ziek van wordt en ook veel stress krijgt van het zien van een groot deel van de leerlingen die in de gangen volgens haar snakken naar adem, omdat zij mondkapjes moeten dragen. Op 4 november 2020 meldt werkneemster zich ziek, zij geeft aan dat zij ingestort is. De bedrijfsarts is van mening dat werkneemster niet arbeidsongeschikt is, maar dat er wel sprake is van een conflict tussen haar en de school dat opgelost moet worden.
Op 3 december 2020 vindt er een gesprek plaats tussen partijen. Voorafgaand aan het gesprek heeft werkneemster aangegeven dat zij op dit gesprek zal verschijnen, maar niet kan instaan voor haar keuzes en zich volledig geblokkeerd voelt.
Tijdens het gesprek geeft het Atlas College haar twee opties:
- werkneemster zegt zelf de arbeidsovereenkomst op, er behoeft daarbij geen opzegtermijn in acht te worden genomen en zij zal per 1 januari 2021 uit dienst gaan waarbij zij een vergoeding zal ontvangen van
€ 2.000,- - werkneemster hervat haar werkzaamheden op 8 december 2020.
De dag erna, op 4 december 2020, stuurt werkneemster drie afzonderlijke e-mails aan het Atlas College waarin zij verzoekt de arbeidsovereenkomst te ontbinden per 1 januari 2021. Ook stuurt zij die dag een e-mailbericht aan haar collega’s, waarin zij laat weten dat zij heeft besloten om haar loopbaan op de school te beëindigen per 1 januari 2021 en dat zij zich op haar eigen coachingspraktijk gaat richten. Zij vraagt vervolgens aan de school om haar een ondertekend ontslagverzoek toe te sturen.
Op 9 december 2020 stuurt werkneemster haar ontslagbrief aan de werkgever. Zij schrijft daarin onder meer dat zij feitelijk geen andere keuze heeft, dat wanneer de waarheid boven tafel komt en blijkt dat zij gelijk had/heeft, zij het zou waarderen dat haar indiening van het ontslag onterecht gebleken zal zijn en dat zij verklaart dat zij gedwongen wordt om per 31 december 2020 haar contract te verbreken.
Vervolgens lijkt werkneemster haar uitlatingen weer te willen afzwakken. Zij schrijft: “Dit is ook niet een manier om hier later op terug te kunnen komen, om mijn ontslag ongedaan te willen maken. Alles wat te maken heeft met de keuze die ervoor gezorgd heeft dat ik nu helder heb dat ik de school al een tijdje ontgroeid was, heeft voor het inzicht gezorgd dat ik achter het ontslag sta. Alleen niet achter het grote financiële gat.”
Op 10 december 2020 stuurt werkneemster een ondertekende opzegbrief naar het Atlas College, dat de opzegging accepteert en aan werkneemster bericht dat zij op 1 januari 2021 uit dienst zal treden.
In haar brief aan het Atlas College d.d. 14 december 2020 herroept werkneemster haar ontslagbrief en stelt zij dat haar ziekmelding nog steeds van toepassing is.
Werkneemster vraagt het UWV om een deskundigenoordeel en de conclusie is dat werkneemster haar eigen werk op 4 november 2020 vanwege ziekte niet kon verrichten.
Daarna vordert werkneemster bij de kantonrechter in kort geding doorbetaling van haar loon. Zij stelt dat zij tijdens haar ziekte op aansporing van het Atlas College haar arbeidsovereenkomst heeft opgezegd, terwijl het niet haar wil was om haar dienstverband te beëindigen.
De beoordeling van het geschil door de rechter
Duidelijke en ondubbelzinnige wilsverklaring
De rechter oordeelt dat de opzegging van 9 december 2020 niet kan worden aangemerkt als een duidelijke en ondubbelzinnige verklaring die gericht is op beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Alleen al de in de opzegging gebruikte bewoordingen “gedwongen”, “feitelijk geen andere keuze’ en “wanneer de waarheid boven tafel komt en blijkt dat ik gelijk had” maken dat niet kan worden gesteld dat er sprake is van een ondubbelzinnige verklaring waaruit kon en mocht worden opgemaakt dat werkneemster onvoorwaardelijk wilde dat haar dienstverband zou eindigen, met alle gevolgen van dien. Ook de uitspraak van werkneemster dat zij niet “achter het grote financiële gat staat” dat door het ontslag zal ontstaan wijst hierop.
Alleen al het ontbreken van een duidelijke en ondubbelzinnige, op beëindiging gerichte wilsverklaring van werkneemster leidt al tot het oordeel dat er geen sprake is van een (rechtsgeldige) opzegging per 1 januari 2021, zodat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd. Aan de vervolgvraag of het Atlas College gerechtvaardigd op de verklaring van werkneemster van 9 december 2020 mocht vertrouwen dan wel had moeten verifiëren en onderzoeken of het daadwerkelijk haar bedoeling was om haar dienstverband eenzijdig te beëindigen, wordt niet toegekomen. Desondanks gaat de rechter hier toch op in.
Onderzoeksplicht
De rechter oordeelt dat de school er zonder nader onderzoek niet op had mogen vertrouwen dat er sprake was van een opzegging van de arbeidsovereenkomst. Temeer omdat het ging om een werkneemster van 60 jaar in emotionele toestand in een door corona-uitbraak onzekere tijd had de het Atlas College moeten verifiëren of werkneemster de nadelige gevolgen van het ontslag wel kon overzien.
Ook heeft het Atlas College haar informatieplicht geschonden. Zij had werkneemster moeten informeren over de nadelige gevolgen van een opzegging, waaronder het prijsgeven van haar aanspraken op een WW-uitkering en het niet in acht nemen van de opzegtermijn, waardoor zij vanaf januari 2021 gedurende 3 maanden geen loon meer zou ontvangen.
De rechter komt tot dit oordeel op grond van onder meer de volgende feiten:
- werkneemster had zich al begin november 2020 ziek gemeld vanwege een emotionele inzinking;
- zij heeft het Atlas College regelmatig gewezen op haar mentale staat en toonde zich in de contacten met haar met regelmaat emotioneel;
- zij berichtte voor het gesprek op 3 december 2020 midden in de nacht haar leidinggevende en uit dit bericht kon worden opgemaakt dat zij niet in staat was om weloverwogen keuzes over haar toekomst te maken;
- de (emotionele) impact van de corona-uitbraak en de daarmee gepaard gaande maatregelen zijn voor veel mensen groot. In het bijzonder werd werkneemster hierdoor zowel privé als in de werksfeer geraakt. Het was de school bekend dat zij heftig reageerde op de mondkapjesplicht;
- het Atlas College heeft werkneemster slechts twee keuzes gegeven: zelf ontslag nemen of weer aan het werk gaan, en dit in de toestand waarin werkneemster op dat moment verkeerde;
- de rechter acht het heel aannemelijk dat werkneemster zich gedwongen voelde en zij feitelijk geen andere keuze had dan te kiezen voor beëindiging van het dienstverband;
- het Atlas College had moeten handelen nadat zij het bericht van werkneemster d.d. 14 december 2021 ontving. Dit bericht was moeilijk leesbaar maar er stond in ieder geval in vermeld dat zij haar brief (opzegging) wilde herroepen, waarbij zij verwees naar haar ziektetoestand.
Of werkneemster werkelijk arbeidsongeschikt was, laat de rechter in het midden.
Uitspraak
Werkgever wordt veroordeeld tot betaling van het loon vanaf 1 januari 2021 tot de datum dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd. Met het loonbedrag mag zij de betaalde vergoeding van € 2.000,- verrekenen. De wettelijke verhoging (artikel 7:625 BW) van 50% wordt gematigd tot 10%. Het Atlas College wordt daarnaast veroordeeld tot betaling van de proceskosten en de buitengerechtelijke kosten. https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBNHO:2021:6179
Heeft u vragen over de uitspraak of bijstand nodig in een arbeidsrechtelijke kwestie neemt u dan contact op met Margriet Hille Ris Lambers of Marc Haaijer via telefoonnummer 033 – 4637727